- zaniken
- {{zaniken}}{{/term}}1 nag ⇒ 〈klagen〉 moan, 〈dreinen〉 whine♦voorbeelden:1 zij bleef net zo lang zaniken tot hij het haar gaf • she nagged him into giving it to herom iets zaniken • pester/badger for somethinglig toch niet te zaniken • stop nagging/whining, will you
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.